De Eerste Wereldoorlog

En we gaan nog niet naar huis…..
Sommigen van de mannen, of in de meeste gevallen nog jongens, waren uitgelaten alsof ze op schoolreis gingen. Anderen waren dan weer erg stil en sommigen veegden zelfs een traan weg. Ze wachtten op de tram die hen naar het station zou brengen van waaruit ze de trein konden nemen naar hun respectievelijke kazerne. We schrijven zaterdag 1 augustus 1914. De jonge soldaten wisten nog niet welke hel hun de volgende jaren te wachten stond. Ook mijn grootvader Isidoor, loteling van de lichting 1907, bevond zich onder hen. Hij was met zijn 27 jaren één van de oudere opgeroepenen.
Isidoor moest met zijn bataljon onmiddellijk vertrekken naar de forten rond Namen. De eerste weken hadden de onervaren soldaten niet veel om handen. Ze moesten de vluchtelingen controleren die vanuit het belegerde Luik waren gevlucht en er werd hen aangeleerd hoe ze de forten rond Namen moesten verdedigen. Toen de Duitsers op 20 augustus Namen aanvielen was de overmacht echter veel te groot en na zware verliezen te hebben geleden, moesten de Belgen zich al na 3 dagen terugtrekken.
Na 32 uren marcheren, waarbij ze gepakt en gezakt 100km hebben afgelegd, worden in de Franse Ardennen de eerste rantsoenen uitgedeeld. Eén reserverantsoen per 2 soldaten! De helse tocht ging verder. Na nog eens drie dagen marcheren kunnen de soldaten eindelijk wat rusten. Ze nemen de trein naar Rouen. Vanuit Rouen sporen ze verder naar Le Havre waar ze toekomen op 30 augustus. De uitgeputte mannen schepen in op een oud Frans vaartuig “Le Mexico” en vertrekken op 3 september naar Oostende om het leger te vervoegen dat Antwerpen verdedigt. Na de gevechten in Namen, en meer dan een week op de vlucht, is de lol er voor de soldaten af en beseffen ze ten volle in welk verschrikkelijk verhaal ze terecht zijn gekomen. Een verhaal waar ze zelf geen vat op hebben.
Isidoor, een wat gedrongen man, gehard door het zware werk op de boerderij van zijn ouders, kon de ontberingen lichamelijk wel aan. Dit in tegenstelling tot een aantal makkers die een iets makkelijker leven hadden gekend en die het zowel fysiek al psychisch moeilijk kregen.
Na een omweg langs Antwerpen kwam Isidoor met het 10e linieregiment toe aan de IJzer. Op 18 oktober, begin van de Slag aan de IJzer, wordt het regiment zwaar bestookt. Zo’n 75.000 manschappen verschansen zich achter de IJzer, die koste wat kost uit handen van de vijand moet gehouden worden. Maar de gevechten, de honger en de precaire levensomstandigheden hebben de soldaten verzwakt. Met hun uitrusting en bewapening is het eveneens triest gesteld. Gelukkig maakt het openzetten van de sluizen in Nieuwpoort, waardoor de IJzervlakte onder water loopt, een einde aan de Duitse opmars. Honger, dorst, koude, regen, modder, hitte, ziektes, luizen, vlooien, ratten en de ondraaglijke stank van paardenkadavers en lijken in ontbinding zouden de troepen aan de IJzer vier jaar lang niet verlaten.
Op 2 september 1915, na bijna een jaar loopgravenoorlog, wordt binnen het leger een nieuwe eenheid opgericht: de Sapeurs Pontonniers. Zij zouden voor de rest van de oorlog verantwoordelijk worden voor het onderhoud van het sluizencomplex de Ganzepoot in Nieuwpoort waar niet minder dan 6 waterlopen samenkomen. Deze groep bestond uiteindelijk uit ongeveer 300 soldaten. Vermits het enorm zwaar werk zou worden, werden de lichamelijk sterkere soldaten gekozen. Grootvader Isidoor was één van hen!

Wordt vervolgd......