Afkomst voorouders Leys
De familie Leys [*] [**] , afkomstig van Herselt-Blauberg (Bleydenbergh/Kipdorp/Vispoel), was in de 18de en 19de eeuw een minder gegoede familie, om niet te zeggen heel arm.
Uit documenten van die tijd blijkt dat zij steun moesten krijgen van de C.O.O. (Commissie van Openbare Onderstand), de voorloper van het OCMW.
Bij de telling van de veestapel in 1777 bleek dat voorouder Jean (Joannes) Baptist Leys, * 20 juli 1737 in Herselt (Kipdorp), † 9 mei 1801 in Herselt zelfs geen enkel stuk vee bezat!
De meeste voorouders waren dagloners, wat betekent dat zij dagelijks moesten afwachten of er werk was bij een boer in de buurt. Geen werk betekende geen inkomen!
Het merendeel van de familieleden kon, zoals in die tijd de overgrote meerderheid van de mensen, tot een eind in de 19de eeuw lezen noch schrijven.
Halfweg de 19de eeuw vinden we voor het eerst een voorouder die geen dagloner was. Franciscus Leijs (°Veerle 1822) en zijn vrouw, Dorothea D’joos, waren fabriekswerkers en dienstbodes. “Dienstbode” kon een man of vrouw zijn en was, in veel gevallen, slechts een mooiere benaming voor een knecht.
De familie Leys trok steeds verder weg van Herselt: van Kipdorp naar de Vispoel , via Varendonk naar Veerle (3de wijk, Ter Heide), verder naar Eindhout (2de wijk, Stokbergh 25) om uiteindelijk eind 19de eeuw in de Hesemeer in Meerhout-Zittaart terecht te komen.
Voor de familie Leys waren, zoals voor zovele families in de Zuiderkempen, de Limburgse koolmijnen die in de eerste helft van de 20ste eeuw in productie gingen, een unieke gelegenheid om zich financieel te verbeteren, hoewel het er zeer gevaarlijk en heel ongezond werken was.
[*] tot begin 20ste eeuw werden de puntjes op de i gezet en schreef men “Leijs”
[**] In de 18de eeuw nog andere schrijfwijzen: Lijs, Laes of Laas