De Slag om Geel.
Zuster Ludwina: haar kleine oorlog.
De Slag om Geel was een gevecht tussen Britse en Duitse troepen in de tweede Wereldoorlog. De gevechten speelden zich af van 8 tot 12 september 1944 in het centrum en van 13 tot 23 september aan het kanaal in Ten Aart. Het was veruit de meest bloedige en zware veldslag tijdens de bevrijding van België met 4500 doden, gewonden en krijgsgevangenen en niet minder dan 130 burgerdoden.
In onderstaande brief aan hun medezusters in Antwerpen vernemen we hoe de kloosterzusters,samen met Zuster Ludwina en haar jongere broer en zus, Mil en Josefa deze veldslag hebben beleefd.
Goede Zusters,
God zij dank!
De Zusters zijn ongedeerd gebleven. Ik hoop met deze brief uw onrust een beetje te komen stillen, want gij zult al dikwijls horen klappen hebben en misschien in de gazet wel gelezen hebben over het bloedbad van Geel.
Ik zal beginnen te vertellen vanaf vrijdags toen de verschrikkelijke oorlog over Geel is losgebarsten.
Vrijdag 8 september in de vroege morgen was het al volop gedonder van de kanonnen. Onder het gebrul van de kanonnen had er in onze kapel een plechtige kleeding en professie plaats. Anders een dag van vreugde en feest en nu??? Zaterdags was het al veel erger, in den namiddag brachten ze al gekwetsten, de doktoors en zusters zijn toen drie keeren uit de operatiezaal moeten gaan loopen daar de stukke scrapnels op het terras vielen. Tegen den avond zegden de doktoors dat we met al de zieken naar de kelders moesten, want dat het dien nacht niet pluis zou zijn. Ge kunt wel denken wat het was voor zooveel zieken een plaatsje te vinden, het was een gesleur van matrassen, zetels en stoelen en dan het gekerm ’s nachts.
De Zusters hadden hun matrassen naar den grooten refter gedragen en hadden daar Vrijdag en Zaterdagnacht doorgebracht.
Zondags met veel schrik Mis gehoord. Dan zondagmiddag de gordijnen van het drama voorgoed open te schuiven.
Kwartier voor twaalf uur waren we naar de kapel gegaan. Ze schoten toch zoo hard dat Moeder den Engel des Heren al een paar minuutjes vroeger bidde.
.....................
We slapen nog steeds in de kelder; ’s Nachts zijn er wel een paar die gaan zien in ’t klooster en zo het huis wat bewaken.
We hebben wat meegemaakt! Laat ons hopen dat het ergste voorbij is.
Om te eindigen wil ik ook nog een welgemeende dank brengen aan Pr. Verwaest welke de Gasthuiszusters in die bange, droevige, verschrikkelijke dagen en uren van de bevrijding met raad en daad heeft bijgestaan.
Wij hopen u beiden in ‘t kort terug te zien.
Vele groeten van Moeder(*) en alle Zusters’